Bertrand Russell (1872–1970) Britse intellectuele duizendpoot: filosoof, logicus, wiskundige, historicus, links-politiek activist, atheïstisch rationalist, schrijver en nobelprijswinnaar.
Als schrijver heeft hij de filosofie gepopulariseerd en commentaren geschreven over vele onderwerpen. Hij vervolgde een familietraditie van politiek activisme, was langdurig verbonden aan de Labour-partij, was een prominent pacifist en anti-oorlogsactivist
Velen beschouwen hem als de belangrijkste filosoof van de 20e eeuw.
Een liberale jeugd
Bertrand wordt geboren in 1872 in Wales als zoon van een liberale, adelijke en invloedrijke familie. Zijn ouders, burggraaf en bruggravin Amberley, zijn voor hun tijd radicaal liberaal. Zo stemt zijn vader in met de relatie tussen zijn vrouw en de leraar van zijn kinderen. Ook zijn zij pleitbezorgers van voorbehoedsmiddelen, iets wat in de tijd ongehoord is. Zijn grootvader van vaderskant, John Russell, is minister president geweest onder koningin Victoria. Zijn grootmoeder van moederskant is een voorvechter van onderwijs voor vrouwen. Als Bertrand 3 jaar oud is wordt hij wees en wordt opgevoed door zijn grootouders van vaderskant, vooral door zijn grootmoeder. Ondanks dat zij streng religieus is, is ook zij sociaal progressief. Haar favoriete bijbelvers “Gij zult de menigte in het kwade niet volgen” (Ex 23:2) wordt ook het levensmotto van de atheïstische vrijdenker Bertrand. Zijn jeugd is desondanks eenzaam en niet erg gelukkig. Hij is regelmatig depressief en verdiept zich vooral in wiskunde, religie en poëzie.
Briljant wiskundige en filosoof
In zijn academische werk richt Russell zich in eerste instantie op de meetkunde maar al gauw verlegt hij zijn aandacht naar de fundamenten van de wiskunde. In 1903 publiceert hij The Principles of Mathemetics. Hierin betoogt hij dat wiskunde en logica hetzelfde zijn. Tussen 1910 en 1913 publiceert hij samen met Whitehead het driedelige Principia Mathematica. Deze werken maken hem beroemd als wiskundige en logicus. Zijn invloed als wiskundige is groot. Het zijn juist deze werken die de inspiratie vormn voor Gödel’s later Onvolledigheidsstelling. Later is Russell de promotor van Ludwig Wittgenstein en inspireert hem tot diens beroemde Tractatus Logico-Philosophicus.
Links-radicaal politiek activist
In zijn tijd als premier van het Verenigd Koninkrijk weigerde Bertrand’s grootvader John, als overtuigd liberaal, de uitlevering van de revolutieprediker Karl Marx aan Pruisen met een beroep op de vrijheid van meningsuiting. Bertrand Russell zelf wordt een vurig socialist, maar blijft zich beroepen op de liberale traditie van zijn familie. Russell is geen marxist maar een reformist: hij ziet het socialisme als de ethische roeping voor alle mensen, ongeacht klasse. In 1920 bezoekt Russell de jonge Sovjet-Unie en ontmoet hij Lenin. Zijn enthousiasme over het socialistische project zoals het daar in praktijk wordt gebracht, bekoelt al gauw. Na zijn terugkeer omschrijft hij Lenin als een sadist die met duidelijk plezier vertelt over het uitmoorden van de koelakken.
Russell is ook een overtuigd pacifist. Hij protesteert tegen de Eerste Wereldoorlog, wat hem op een half jaar celstraf komt te staan. Al eerder leiden zijn opvattingen tot ontslag uit zijn lectoraat bij de Universiteit van Cambridge. Tijdens de Tweede Wereldoorlog toont hij zich uiteindelijk toch voorstander van Britse inmenging. Hij gebruikt hiervoor het begrip “relatief pacifisme”: oorlog is altijd slecht, maar in zeer uitzonderlijke gevallen is het het minste van meer kwaden en is het gerechtvaardigd. Russell keert zich ook samen met onder meer Albert Einstein tegen nucleaire bewapening. Tijdens de Vietnamoorlog roept hij samen met o.a. Jean-Paul Sartre een Vietnamtribunaal in het leven.
Tot op hoge leeftijd blijft Russell politiek actief. Drie dagen voor zijn dood publiceert hij nog een brief met een veroordeling van Israëls’ politiek die hij kenmerkt als een “politiek van agressie en gebiedsuitbreiding door geweld”.
Marriage and Morals
Ook op het gebied van de ethiek is hij vooruitstrevend en invloedrijk. In 1929 publiceert Russell zijn opzienbarende en controversiële boek, Marriage and Morals. Dit boek is onmiddellijk een standaardwerk voor de seksuele revolutie en in het bijzonder in de strijd tegen de Victoriaanse moraal. In dit boek betoogt hij dat seksuele trouw niet verlangd moet worden in een huwelijk, dat ontrouw geen reden moet zijn voor scheiding en dat jaloezie niet op zijn plaats is. Het moderne leven zoals dat zich in zijn tijd ontwikkelt geeft meer mogelijkheden en verleidingen om anderen te ontmoeten en dat is een goede zaak. Volgens Russell zijn monogamie en jaloezie instincten die niet bijdragen tot geluk. Jaloezie is een beklemmende en vijandige emotie, in tegenstelling tot een genereuze en bevrijdende emotie zoals liefde. Monogamie is een nodeloze, ongewenste beperking van de menselijke aard. Jaloezie en monogamie kunnen ook gemakkelijk door creativiteit en intelligentie overwonnen kunnen worden. Vrije, beschaafde mensen zijn over het algemeen dan ook niet monogaam. Wel is het huwelijk in zijn ogen een goede omgeving voor het opvoeden van kinderen. Die zijn niet gebaat bij een serie van scheidingen. Tolerantie ten opzichte van buitenechtelijke relaties draagt bij aan de noodzakelijke stabiliteit van het huwelijk.
Russell stelt daarom een open huwelijk voor, zonder jaloezie, waarin plaats is voor relaties voor anderen. Hiervoor moet dan wel aan een aantal voorwaarden voldaan worden: gelijkwaardigheid, wederzijdse vrijheid, gedeelde waarden en volledige fysieke en emotionele intimiteit.
Volgens Russell zelf was Marriage and Morals het boek waarvoor hij in 1950 de Nobelprijs voor Literatuur ontving.
Dynamisch huwelijksleven
Russels eigen liefdesleven verloopt niet helemaal volgens zijn eigen idealen.
Nadat hij in 1890 gaat studeren ontmoet hij vrij snel Alys Pearsall Smith. Hij is dan 17 jaar. Ze trouwen in 1894 maar in 1901 valt hun huwelijk in feite uit elkaar omdat Bertrand bekent dat zijn liefde voor haar verdwenen is. Bertrand heeft vervolgens veelvuldige en vaak gelijktijdige gepassioneerde relaties met verschillende vrouwen waaronder de actrice Constance Malleson en Ottoline Morrell, die zelf ook vele minnaars heeft en met wie Bertrand een lange relatie zal houden. Uiteindelijk scheiden Bertrand en Alys pas in 1921, als hun huwelijk allang tot een formaliteit verworden is.
Op dat moment heeft Bertrand al twee jaar een relatie met Dora Black, een Britse schrijfster, feministe en socialistisch activiste. Dora is op dat moment 6 maanden zwanger van hem en ze trouwen zes dagen na zijn scheiding. In eerste instantie is Dora tegen een huwelijk, een instituut dat in haar ogen bijdraagt aan de onderdrukking van vrouwen. Ze krijgen samen twee kinderen.
Volgens sommigen heeft Bertrand in deze periode ook een relatie met Vivienne Haigh-Wood, schrijfster en de vrouw van T.S. Elliot. Ook Dora is overtuigd niet-monogaam en heeft onder meer een relatie met Griffen Barry. Wanneer Dora zwanger wordt van Griffen’s tweede kind moet Russell erkennen dat hij niet immuun is voor deze situatie en dat de spanning in hun huwelijk te hoog wordt. In 1932 gaan Dora en Bertrand uit elkaar. Hij gaat dan samenwonen met Patricia Spence met wie hij in 1936 trouwt en een zoon krijgt. Ook dit huwelijk is echter niet erg gelukkig en ze scheiden in 1952. In dat jaar trouwt Bertrand voor de vierde keer, deze keer met Edith Finch die hij al sinds 1925 kent. Zij blijven samen gelukkig tot Bertrands dood in 1970. Op 98-jarige leeftijd sterft hij aan de gevolgen van de griep.
Bronnen
Wikipedia
Historical Dictionary of Bertrand Russell’s Philosophy, Rosalind Carey & John Ongley
The Life of Bertrand Russell, Ronald Clark